Alles scannen
..... Maar dan ziet vader ineens iets geks op de scanner. ‘Wat is al dat snoep?’ Wolf en Cato krijgen een kleur. Maar vader helpt ze gelukkig.....
‘Mag ik het doen?’ roept Cato. ‘ Nee, ik wil!’ zegt Wolf. ‘Jullie mogen om de beurt scannen. Eerst Wolf, dan Cato,’ zegt vader. Ze zijn in de supermarkt. Wolf heeft de scanner, vader wijst de spullen aan en Cato pakt ze. Zo gaat het leuk. Het is een flinke klus. Bliep zegt de scanner. Bliep. Bliep. Vader duwt de kar. Na elke bliep gooit Cato het in de kar. ‘Rustig met het fruit,’ zegt vader af en toe. ‘Zachtjes met de groente.’ Wolf krijgt intussen kramp in zijn vinger. Dan mag Cato. Wolf en Cato lopen verder. Vader blijft bij de pasta staan. Wolf pakt allerlei lekkers. Snoep met lachend fruit op de verpakking. Snoep in de vorm van gekleurde hartjes. Kleine beertjes als snoep. Bliep, bliep, bliep, doet Cato. Dat is leuk zeg. Ze scannen zoveel, ze gaan maar door. Vader staat nog steeds bij de pasta. Bliep, bliep. Hij heeft niets door. Maar dan horen ze ineens geen bliep meer. ‘Je doet het niet goed,’ zegt Wolf. ‘Laat mij maar.’ Maar dat wil Cato niet. Ze blijft het maar proberen. Van ver, en van dichtbij. Maar geen bliep. Dan is ze het beu. Ze leggen al het snoep weer terug. Ze brengen de scanner terug naar vader en dan gaan ze bij het schermpje zitten. Daarop kunnen ze spelletjes doen. Vader haalt ze op als hij klaar is. De kar is heel vol. Ze gaan betalen. Maar dan ziet vader ineens iets geks op de scanner. ‘Wat is al dat snoep?’ Wolf en Cato krijgen een kleur. Maar vader helpt ze gelukkig. ‘Hadden jullie trek in snoep? Pak dan gauw maar een zak. Dan haal ik die andere vijftig zakken er weer af.’ Wolf en Cato pakken nog gauw de zak met het lachende fruit erop. Dan kan vader betalen. Hij moet lachen: ‘Vijftig zakken snoep, dat was wel ietsjes te veel.’